Het tijdperk van kunstmatige intelligentie (AI) is definitief aangebroken. In de zeven decennia van zijn bestaan (de eerste bescheiden stappen in de richting van de creatie van AI werden gezet in de jaren 1950) zijn de capaciteiten van AI ver gekomen. Dit geldt vooral als je kijkt naar beeldherkenning, beeldgeneratie, taalverwerking en taalproductie (Chat GPT anyone).
In een eerdere blog zagen we al dat verschillende techvolgers en AI-experts geavanceerde en general-purpose AI zien als een potentiële existentiële bedreiging voor de toekomst van de mensheid. Als AI de mensheid zou overtreffen in termen van algemene intelligentie, zou het extreem moeilijk (en misschien zelfs onmogelijk) kunnen worden om onder controle te houden. Ondernemer, software-ingenieur en mede-oprichter van het durfkapitaalbedrijf Andreessen-Horowitz Marc Andreessen heeft een andere kijk op de toekomst van AI en ziet de technologie als een reddende genade voor de mensheid en de planeet. In plaats van dodelijke software en robots die tot leven komen en besluiten het menselijk ras te vermoorden of alles te verpesten, ziet hij geavanceerde AI als een krachtig hulpmiddel om de wereld beter te maken.
In dit artikel gaan we nader in op de argumenten van Andreessen. Waarom is hij ervan overtuigd dat AI een verandering ten goede is en zal zijn in plaats van een existentiële bedreiging? En blijven zijn argumenten overeind als je ze aan een kritische analyse onderwerpt?
Waarom en hoe kan AI de wereld verbeteren?
De belangrijkste premisse voor Andreessens betoog is zijn positieve kijk op menselijke intelligentie. Volgens Andreessen hebben onze cognitieve vermogens een zeer breed scala aan levensresultaten, zowel op persoonlijk als op professioneel niveau, beter gemaakt. Zonder de toepassing van intelligentie zouden we geen belangrijke doorbraken hebben kunnen realiseren op het gebied van wetenschap, technologie, scheikunde, geneeskunde, energie, bouw, transport, communicatie, kunst, ethiek, filosofie en moraal. “We zouden vrijwel allemaal nog steeds in lemen hutten wonen en een karig bestaan van zelfvoorzienende landbouw bij elkaar schrapen”, concludeert Andreessen.
Andreessen stelt dat AI in staat is om de menselijke intelligentie ingrijpend te vergroten om deze naar een nog hoger niveau te tillen en alle uitkomsten van intelligentie beter te maken. Hij ziet AI zelfs als een van de beste dingen die de menselijke beschaving ooit heeft gecreëerd, een doorbraak die gelijk staat aan of zelfs verder gaat dan de uitvinding van elektriciteit en microchips.
Waarom al die onheil?
Waarom dan al dat onheil? Waarom zijn zoveel mensen, waaronder veel computerwetenschappers en AI-ontwikkelaars, bang voor de snelle vooruitgang van geavanceerde AI-technologie? Andreessen wijst erop dat historisch gezien elke technologie die er toe doet (elektrische verlichting, auto’s, internet) scepticisme en irrationele (legitieme zorgen opgeblazen tot een niveau van hysterie) morele paniek heeft veroorzaakt.
Hij identificeert twee grote soorten actoren als het gaat om hervormingsbewegingen en de introductie van nieuwe en ontwrichtende technologieën.
- De “baptisten” zijn mensen die echt (op een diep en emotioneel niveau) geloven dat nieuwe beperkingen, regels en wetten nodig zijn om een maatschappelijke ramp te voorkomen.
- “Bootleggers” zijn vooral opportunisten die uit eigenbelang financieel voordeel willen halen uit het opleggen van nieuwe beperkingen, regels en wetten die hen isoleren van concurrenten. Andreessen ziet door de overheid gezegende AI-verkopers die beschermd worden tegen nieuwe startups en open source concurrentie als een voorbeeld van bootleggers.
Baptisten en bootleggers: hun argumenten en hun verdiensten
Andreessen identificeert vijf belangrijke argumenten en beweringen die de baptisten en bootleggers gebruiken om het gevaar van geavanceerde AI en de wijdverspreide toepassing van deze revolutionaire technologie te benadrukken. Laten we eens kijken naar deze argumenten en hoe Andreessen ze weerlegt.
1. AI gaat ons allemaal vermoorden
Het eerste en meest onheilspellende AI doomer risico dat sceptici naar voren brengen is dat AI op een dag zal besluiten om de mensheid letterlijk te doden. Andreessen wijst erop dat de angst dat technologie van onze eigen creatie zal opstaan en ons zal vernietigen diep in onze cultuur verankerd zit (kijk maar naar het oude Griekse mythologische verhaal van Prometheus of lees Mary Shelley’s roman Frankenstein of The Modern Prometheus).
Andreessen stelt dat het idee dat AI zal besluiten om de mensheid te doden onwetenschappelijk en een diepe categoriefout is. AI is geen levend wezen met motivaties, doelen en het potentieel om een eigen geest te ontwikkelen. Volgens Andreessen is AI niets meer dan een combinatie van wiskunde, code en computers gemaakt, gebouwd, eigendom van en bestuurd door mensen. Hij ziet de meest rabiate voorstanders van de ‘AI killer theory’ als moderne sektes, die gedijen op angst en irrationaliteit.
2. AI zal onze samenleving ruïneren
De tweede grote angst is dat AI ons niet zozeer zal doden, maar output gaat genereren (misinformatie, nepnieuws, hatelijke content) die de samenleving en politieke systemen kan ruïneren. Volgens de baptisten en bootleggers is AI-uitlijning de enige manier om dit te voorkomen. Andreessen is niet overtuigd en gelooft dat strenge kaders voor beperking leiden tot het creëren van een elitaire, overheid-bedrijfsleven-academische gedachtenpolitie die veel van de mogelijkheden die AI biedt de kop indrukt.
3. AI gaat onze banen inpikken
De angst voor banenverlies door technologische doorbraken (mechanisatie, automatisering, informatisering, AI) is een terugkerend thema geweest in de afgelopen paar honderd jaar. Hoewel we in ons recente verleden zulke door technologie gedreven paniekcycli van werkloosheid hebben meegemaakt, hebben de meeste mensen nog steeds een baan en hebben ze door de decennia heen geprofiteerd van een aanzienlijke loonstijging. Andreessen denkt dat AI geen massawerkloosheid zal creëren, maar eerder de productiviteitsgroei zal aanwakkeren en zal leiden tot de meest dramatische en aanhoudende economische boom die ooit in de menselijke geschiedenis is gezien.
4. AI zal een verlammende ongelijkheid veroorzaken
Andreessen geeft toe dat ongelijkheid een probleem is in onze samenleving, maar gelooft niet dat het wordt aangedreven door technologie. In feite houdt hij de sectoren van de economie die het meest bestand zijn tegen nieuwe technologie verantwoordelijk voor dit fenomeen. Hij stelt dat de vrije markt de bedrijven die AI-oplossingen bouwen ertoe zal aanzetten om hun producten (en de voordelen die ze met zich meebrengen) voor zoveel mogelijk mensen beschikbaar te maken.
5. AI zal leiden tot slechte mensen die slechte dingen doen
Dit is het enige van de voorgestelde risico’s met betrekking tot AI dat Andreessen als reëel en legitiem beschouwt. Technologie is een gereedschap. De aard van elk gereedschap is dat het gebruikt kan worden voor goede en slechte dingen, afhankelijk van de intenties en persoonlijkheid van de gebruiker. Maar omdat de kat al uit de zak is en de technologie gemakkelijk te verkrijgen is, is het tegenhouden van de vooruitgang van AI onmogelijk zonder een totalitaire onderdrukking die volkomen draconisch zou zijn.
Andreessen is van mening dat we met de huidige wettelijke kaders het risico kunnen beperken dat slechte mensen slechte dingen doen met AI. Ten eerste hebben we wetten die de meeste slechte dingen die iemand met AI gaat doen strafbaar stellen. Computersystemen van de overheid hacken? Geld stelen van een bank? Met of zonder AI, zulke daden zullen leiden tot strafrechtelijke vervolging. Ten tweede stelt Andreessen voor om AI ten goede te gebruiken als verdedigingsmiddel, bijvoorbeeld door “AI aan het werk te zetten in cyberdefensie, biologische verdediging, jacht op terroristen en in al het andere dat we doen om onszelf, onze gemeenschappen en onze naties veilig te houden.”
Wat we moeten doen
Andreessen trekt parallellen met het tijdperk van de Koude Oorlog en suggereert dat westerse landen AI zo snel en zo hard mogelijk in onze economie en samenleving moeten integreren om de voordelen voor de economische productiviteit en het menselijk potentieel te maximaliseren. Hij contrasteert deze visie met de Chinese kijk op AI, een meer cynische kijk op AI die de technologie ziet als een mechanisme voor autoritaire bevolkingscontrole.
In de laatste alinea’s van het artikel komt Andreessen met een aantal best practices over hoe om te gaan met AI:
- Grote AI-bedrijven zouden toestemming moeten krijgen om zo snel en agressief als ze kunnen aan AI te bouwen, maar ze zouden niet de mogelijkheid moeten krijgen om de regelgeving te veroveren of een door de overheid beschermd kartel op te richten dat door onjuiste beweringen over AI-risico’s is afgeschermd van concurrentie op de markt.
- Startende AI-bedrijven moeten toestemming krijgen om zo snel en agressief AI te bouwen als ze kunnen.
- Open-source AI moet de kans krijgen om zich vrij te verspreiden (d.w.z. zonder significante wettelijke barrières) en te concurreren met zowel grote AI-bedrijven als startups.
- Om het risico te compenseren dat slechte mensen slechte dingen doen met AI, moeten overheden die samenwerken met de private sector zich krachtig inzetten op elk gebied van potentieel risico om AI te gebruiken om de verdedigingsmogelijkheden van de maatschappij te maximaliseren.
Hoe realistisch is deze inschatting?
Maar hoe realistisch en accuraat is de visie van Andreessen op de toekomst van AI, vooral omdat verschillende van zijn beweringen botsen met de visie van bepaalde andere experts op dit gebied. Hij heeft gelijk als hij uitlegt dat AI, net als de meeste andere technologieën, in wezen neutraal is en voor zowel goede als slechte dingen kan worden gebruikt, en dat wij als menselijke samenlevingen een belangrijke stem hebben in waar de technologie naartoe zal gaan en hoe AI in de nabije en verdere toekomst zal worden gebruikt.
Maar hij heeft de neiging om de gevaren en onvoorziene gevolgen van de ongereguleerde opkomst van geavanceerde AI-technologie te onderschatten of te bagatelliseren. Andreessen beweert bijvoorbeeld dat AI niet het vermogen heeft om actief doelen na te streven. Veel experts op dit gebied stellen dat we dit simpelweg niet weten en dat er subtiele signalen zijn (AI die onverwachte taken uitvoert of kennis opdoet die verder gaat dan zijn programmering) die het tegendeel lijken te suggereren.
Daarnaast zijn er tal van voorbeelden van producten van menselijke technologie en de menselijke geest die negatieve neveneffecten hebben veroorzaakt met verstrekkende gevolgen. Ik denk bijvoorbeeld aan de verkeerde afstemming van sociale media. De AI-intentie van sociale media om de betrokkenheid te maximaliseren en het aantal clicks te verhogen, culmineerde in een commerciële wapenwedloop die mensen veranderde om voorspelbaarder te worden. Het creëerde ook een heleboel onbedoelde problemen zoals informatie-overload, verslaving, verkorte aandachtsspanne, doemscrollen, een vaak giftige influencer cultuur, de seksualisering van kinderen, QAnon, polarisatie, nepnieuws en deep fakes.
Andere voorbeelden van nuttige technologie met vreselijke bijwerkingen zijn fossiele brandstoffen en plastic. Beide hebben economische vooruitgang aangewakkerd, maar hebben ook geleid tot de bijna ineenstorting van veel vitale ecosystemen, wijdverspreide vervuiling en de gevaarlijke verandering van het mondiale klimaat. Hoewel Andreessen een aantal geldige punten en nuttige inzichten naar voren brengt over de toekomst en onze omgang met AI, is zijn stuk enigszins gecompromitteerd en vertroebeld door een al te optimistische kijk op menselijke intelligentie, de vrije markteconomie en de relatie tussen mensen en technologie.
conclusie: AI is noch inherent slecht noch de brenger van al het goede
Uiteindelijk is AI noch inherent goed noch inherent slecht. Het is zeer onwaarschijnlijk dat AI het menselijk ras zal uitroeien en een einde zal maken aan de wereld zoals we die kennen. Aan de andere kant zal AI een grote impact hebben op ons leven en onze samenleving. En het zou naïef zijn om te verwachten dat deze impact onverdeeld positief zal zijn zonder enige vorm van regulering en verantwoordelijkheidsmanagement.
Uiteindelijk is AI een hulpmiddel en de effecten ervan hangen grotendeels af van hoe we ervoor kiezen om het te gebruiken. Het is uiteindelijk aan ons om ervoor te zorgen dat de technologie wordt gebruikt op een manier die de samenleving als geheel ten goede komt en helpt om een betere toekomst voor iedereen te creëren.